Altaplana, world of Francois Schuiten and Benoit Peeters

de onmogelijke & oneindige encyclopedie over de wereld van Schuiten & Peeters

Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


Verhaeren, Emile

Een standbeeld van Emile is te vinden in een park van Brüsel, dicht bij het huis van Elsa Autrique 1).

Emile Verharen (21 mei 1855 - 27 november 1916) was een Belgisch dichter die in het Frans schreef, en één van de belangrijkste stichters van de school van het Symbolisme. Hij werd geboren in een Vlaams, Franstalig middenstandsgezin in Sint-Amands. Toch sprak Emile Verhaeren ook het plaatselijke dialect (Nederlands werd in die tijd niet onderwezen op school). Op elfjarige leeftijd werd hij naar een streng jezuïeteninternaat in Gent gestuurd, het Jezuïetencollege Sainte Barbe, waar hij volledig verfranst werd. Daarna ging hij rechten studeren aan de universiteit van Leuven. Hier leverde hij zijn eerste literaire inspanningen in een studentenkrant. In die jaren maakte hij kennis met gelijkgestemde studenten. Zij werden later zijn medewerkers bij het revolutionaire artistieke tijdschrift “La Jeune Belgique”.

Na zijn studies rechten werd hij stagiair (1881-1884) bij Edmond Picard, een gerenommeerd strafpleiter, die ook een centrale rol speelde in de Brusselse artistieke scène. Emile Verhaeren kwam veel in contact met jonge, radicale schrijvers en kunstenaars in een tijd van artistieke vernieuwing. Hij berechtte slechts twee zaken voor een rechtbank voordat hij besloot zijn leven te wijden aan poëzie en literatuur.

Al snel werd hij de spreekbuis van de artistieke heropleving rond de eeuwwisseling. Gefascineerd door het werk van de schilders van de artistieke kring “Les XX”, schreef hij talrijke artikels in La Jeune Belgique en L'Art Moderne, met vlammende kritiek op het artistiek-literaire werk van de Brusselse kunstwereld. Zijn artikels brachten veel beloftevolle jonge talenten, zoals James Ensor, onder de aandacht van het publiek.

Door deze artikels raakte hij levenslang bevriend met de neo-impressionistische Belgische schilder Théo van Rysselberghe, wat resulteerde in een omvangrijk corpus brieven. In een van deze brieven werd hij door Maria van Rysselberghe omschreven als “een unieke persoonlijkheid, een wervelwind met een ontembaar karakter, die zich niets aantrok van burgerlijke regels en die iedereen provoceerde of overdonderde door zijn rechtlijnige directheid”.

Hij was een van de meest productieve dichters van zijn tijd. Zijn eerste dichtbundel “Les Flamandes” werd gepubliceerd in 1883. Geïnspireerd door de schilderijen van Jacob Jordaens, David Teniers en Jan Steen, beschreef Verhaeren op een directe en vaak provocerende, naturalistische manier zijn land en de Vlamingen. Het was onmiddellijk een succes in avant-gardistische milieus, maar veroorzaakte veel controverse in katholieke kringen. Zijn volgende boek “Les Moines” (1886) was niet het succes waarop hij had gehoopt. Dit, en zijn gezondheidsproblemen, leidden tot een diepe crisis. In deze periode publiceerde hij Les Soirs (1888), Les Débâcles (1888) en Les Flambeaux noirs (1891).

Op 24 augustus 1891 trouwde hij met Marthe Massin, een getalenteerde Luikse kunstenares. Zijn nieuw gevonden geluk uitte zich in drie dichtbundels: Les Heures Claires (1896), Les Heures d'Après-midi (1905) en Les Heures du Soir (1911). Zijn eerste toneelstuk “Les Aubes” schreef hij in 1898. Hierin voerde hij een strijd tegen sociale onrechtvaardigheid en het verval van het leven op het platteland.

In 1898 verhuisde hij naar Saint-Cloud, vlakbij Parijs. Rond de eeuwwisseling was hij wereldberoemd geworden. Zijn werken werden vertaald in meer dan twintig talen. Zijn Duitse vertaler was Stefan Zweig. Hij reisde, en gaf lezingen, door heel Europa. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog had een verwoestend effect op de diepe pacifistische gevoelens van de dichter.

Toen Emile Verhaeren op 27 november 1916 in het station van Rouen stierf (door onder een trein te vallen), waren het Théo van Rysselberghe en zijn vriend, de beroemde Franse schrijver (en latere Nobelprijswinnaar) André Gide, die Marthe Verhaeren van het overlijden van haar man op de hoogte moesten brengen.

Zijn omvangrijke oeuvre toont hem als een van de meest prominente figuren van de Belgische literatuur. Hij miste nipt de Nobelprijs voor Literatuur in 1911 (toegekend aan zijn vriend Maurice Maeterlinck). St. Amands, zijn geboortestad, heeft een museum aan deze reus van de Belgische literatuur gewijd, waar vele originele manuscripten van zijn werken en brieven worden getoond, maar ook werken van zijn artistieke vrienden Théo van Rysselberghe, Leon Spilliaert, Constantin Meunier, Paul Signac en Ossip Zadkine. 2)